De Stabijhoun

De rasstandaard. 

PUBLICATIEDATUM VAN DE OFFICIEEL VASTGESTELDE STANDAARD 

FCI-Standard N° 222 / 27 OKTOBER 2013 

FRISIAN POINTING DOG (Stabijhoun) 
LAND VAN OORSPRONG : Nederland. 


GEBRUIK : Staande jachthond. 
INDELING F.C.I. : Groep 7 Staande Jachthonden. 
                              Sectie 1.2 Continentaal staande jachthonden. 
                              Spanielachtigen. 
                              Met werkproef. 

GEBRUIK : 
Voorstaande jachthond. 
De Stabijhoun is een zeer veelzijdige hond. Hij is een allround jachthond en houdt het erf vrij van muizen en 
ratten. Hij bewaakt het erf en heeft een goede reputatie als mollen- en bunzingvanger. Het voorheen 
voorkomende grotere type Stabijhoun heeft nog onder de melkkar gelopen, terwijl het kleinere type naam
maakte als beroepsmollenvanger. Het velletje van de mol, dat onder andere gebruikt werd voor de voering van 
polsmoffen, leverde een aardig centje op. Hierdoor was hij vroeger zo geliefd bij de armere boeren en 
boerenknechten. De Stabijhoun werd achter op de fiets in een kistje meegenomen zodat er grote afstanden 
afgelegd konden worden. 

KORT HISTORISCH OVERZICHT : De Stabijhoun is verwant aan de Drentsche Patrijshond en de Heidewachtel. 
De Stabijhoun dankt zijn naam waarschijnlijk aan zijn veelzijdigheid. Het woord Stabijhoun kan afkomen van de 
woorden: sta mij bij, terwijl houn het Friese woord voor hond is en wordt uitgesproken als ‘hoen’. 
De Stabijhoun vindt zijn oorsprong in het Friese woudengebied. In het begin van de 20e eeuw werden de 
Stabijhoun en de Wetterhoun regelmatig met elkaar gekruist. Hierdoor dreigden deze unieke rassen verloren 
te gaan. Vanaf 1938 is een groepje liefhebbers van de Kynologenclub Fryslân begonnen om de rassen weer
zuiver te krijgen en in 1942 werden beide rassen erkend. Belangrijke namen bij dit proces zijn J. Bos, T. van Dijk, 
B. de Graaf en W. Hoeksema. De eerste rasstandaard dateert van 10 februari 1944. 
In 1947 is de Nederlandse Vereniging voor Stabij- en Wetterhounen (NVSW) opgericht. De NVSW behartigt al 
sinds 1947 de belangen van ‘us Fryske Hounen’. De populatie van de Stabijhoun bedraagt momenteel (2013) 
wereldwijd ruim 6000 honden. 

ALGEHEEL BEELD : Een eenvoudige, functioneel en krachtig gebouwde staande hond. Het lichaam is licht 
gestrekt en het totaalbeeld mag niet te fors of te fijn zijn. De huid moet strak aanliggen. Door de bevedering 
aan borst, kraag, benen, broek en staart geeft de Stabijhoun de indruk langharig te zijn, maar de vacht mag niet 
overdreven lang zijn. De Stabijhoun moet duidelijk geslachtstype tonen. 

GEDRAG / KARAKTER : De Stabijhoun is zeer zelfstandig en gaat graag zijn eigen gang. De Stabijhoun is als 
huishond aanhankelijk en lief voor kinderen, maar kan ook zeer eigenzinnig zijn. Geduld en een consequente 
opvoeding zijn essentieel. In huis of op het erf is de Stabijhoun een rustige maar waakse hond. Ten opzichte 
van vreemden of in onbekende situaties mag de Stabijhoun in het begin gereserveerd zijn, maar nooit angstig. 

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN : 
Lichaam is licht gestrekt. Belangrijk hierbij is dat de harmonie en de balans gepaard gaan aan een functioneel 
lichaam conform de maatvoering. 
De afstand van de schoft tot aan de ellebogen is vrijwel gelijk aan de afstand van de ellebogen tot de grond. 

HOOFD : 
Droog, zonder overhangende lippen of losse keelhuid. De grootte van het hoofd is in verhouding met het
lichaam en moet het juiste geslachtstype tonen. Het hoofd vertoont meer lengte dan breedte. De lengte van de 
voorsnuit, gemeten van de neuspunt tot aan de stop, is ongeveer gelijk aan de lengte van de stop tot aan de 
achterhoofdsknobbel. De expressie is zacht, vriendelijk en alert. 

SCHEDELGEDEELTE : De schedel is licht gewelfd en naar de zijkanten iets afgerond, niet smal, maar mag vooral 
niet de indruk wekken breed of rond te zijn. 
Stop : De overgang van schedel naar voorsnuit is geleidelijk en matig aangegeven. Van de zijkant gezien lijkt de 
stop markanter door de wenkbrauwbogen. 

VOORSNUITGEDEELTE : 
Neus : Zwart voor honden met een zwart-witte vachtkleur. Bruin voor de honden met een bruin-witte 
vachtkleur. Neusspiegel goed ontwikkeld met goed geopende neusgaten. 
Voorsnuit : Krachtig, geleidelijk iets versmallend naar de neuspunt toe, zowel van boven als van de zijkant 
gezien (wigvorm), zonder spits toe te lopen. De neusrug moet recht en breed zijn, van de zijkant gezien niet hol 
of bol. 
Lippen : Goed gesloten, niet overhangend en mogen geen lipplooi tonen. 
Gebit / Kaken : Krachtig en volledig schaargebit. Het missen van een klein gebitselement (P1 of M3) is
toegestaan, evenals het dubbel voorkomen van de P1.
Wangen / Bakken : Wangspieren zijn normaal ontwikkeld. 
Ogen : Waterpas liggend. Middelmatig groot en iets gerond van vorm met goed aangesloten oogleden, zonder 
het bindvlies te laten zien. Het pigment van de iris is donkerbruin voor honden met zwart-witte vachtkleur en 
lichter van kleur voor de honden met een bruin-witte vachtkleur. 
Oren : De aanzet van de oren ligt op een denkbeeldige lijn die getrokken kan worden van de neuspunt naar de 
ogen. Bij aandacht mag het oor niet boven de schedel uitkomen. 
De oorschelp is niet sterk ontwikkeld zodat de oren tegen het hoofd gedragen worden. De oren zijn 
middelmatig lang, maximaal tot aan de mondhoek, en hebben de vorm van een troffel die aan de onderzijde 
niet rond is maar in een afgeronde punt eindigt. De beharing van het oor is een ras’typische’ eigenschap, zij is 
bij de basis van het oor vrij lang, neemt naar beneden toe in lengte geleidelijk af, terwijl het onderste 1/3 deel 
van het oor met kort haar is bezet. De lange beharing moet recht zijn, iets gegolfd is toegestaan. Oorbeharing 
die langer is dan het oor zelf, staat slordig. 

HALS : Krachtig en gerond, van middelmatige lengte, maar zeker niet te lang. Gaat met een stompe hoek over
in de ruglijn, zodat het hoofd doorgaans laag wordt gedragen. De hals toont geen keelhuid of wammen. 

LICHAAM : 
Krachtig, strak belijnd en goed gespierd. 
Bovenbelijning : Vloeiende krachtige bovenbelijning. 
Rug : Sterk en recht. 
Lendenen : Krachtig en gespierd. 
Bekken : Licht hellend. 
Borst : Diep, reikend tot aan de ellebogen. Borstbeen moet voldoende ver doorlopen. Van voren gezien vrij 
breed, de voorbenen staan hierdoor goed uit elkaar. Toont in vooraanzicht goede voor- en onderborst. 
Ellebogen moeten goed aansluiten aan de borst. 
Ribben : Goed gewelfd maar niet tonvormig. De ribben zijn diep en lopen naar achteren goed door. 
Onderbelijning en buik : Vloeiend en ver naar achteren doorlopend, de buik slechts matig oplopend. 

STAART : Lengte reikend tot aan de hakken. Niet hoog aangezet. De staart wordt tijdens rust of in stand 
meestal naar beneden gedragen, waarbij het laatste 1/3 deel van de staart omhoog mag gaan. Tijdens het gaan 
gaat de staart omhoog, maar mag nooit in een spiraal op of over de rug gedragen worden. De staart is rondom 
en tot het einde lang en dicht behaard, zonder krullen of golven, geen vlag vormend, maar bossig van structuur 
d.w.z. dat de haren rondom even lang en dik zijn en een vol en rijk aanzicht geven. 

LEDEMATEN : 
VOORHAND : Krachtig, gespierd en functioneel gehoekt, waarbij de benen correct onder het lichaam staan. 
Schouders : Schouders goed aan het lichaam aangesloten. 
Opperarm : Functioneel gehoekt. Lengte gelijk aan of slechts iets korter dan de lengte van het schouderblad. 
Ellebogen : Sluiten goed aan bij de borst. Noch naar binnen, noch naar buiten gedraaid. 
Voorbenen : Krachtig, recht en parallel. 
Polsen : Krachtig, in vooraanzicht recht, middenvoet iets schuin geplaatst. 
Voorvoeten : Krachtig, compact en iets gerond (lepelvormig). Tenen goed gewelfd, gesloten en naar voren 
wijzend. 

ACHTERHAND : Krachtig en functioneel gehoekt, zonder overdrijving. Van achteren gezien staan de benen 
breed en de hakken parallel. 
Dijbeen : Van goede breedte en lengte, krachtig gespierd en met functionele hoekingen met heup en knie. 
Onderbeen : Van goede lengte. 
Hakken : Recht, parallel en goed uit elkaar geplaatst, noch naar binnen, noch naar buiten draaiend. 
Achtermiddenvoet : Van normale lengte. 
Achtervoeten : Gelijk aan de voorvoeten. 

GANGWERK / BEWEGING : Krachtig, harmonisch, goed stuwend en ruim uitgrijpend. In frontaanzicht gaat de 
Stabijhoun wat breed. Tijdens het gangwerk wordt het hoofd niet hoog gedragen. De staart wordt in actie met 
een lichte boog iets boven de bovenbelijning gedragen. 

VACHT : 
HAAR : De beharing is middelmatig lang en sluik over de gehele romp met een weerbestendige ondervacht.
Alleen op het kruis mag lichte golving voorkomen. Door de ruime beharing aan voorborst, kraag, broek en 
staart, geeft de vacht de indruk langharig te zijn. Het hoofd, de voorzijde van de voorbenen, en de voorkant van 
de hak zijn kort behaard. 
De beharing aan de achterzijde van de voorbenen is langer en goed ontwikkeld. Aan de broek en aan de staart 
is de beharing meer bossig dan bevederd. Een gekrulde vacht is niet toegestaan. 
KLEUR : De Stabijhoun is een bonte hond in de kleuren zwart of bruin met witte aftekening, alsmede zwart- of 
bruinschimmelaftekening. In het wit mogen schimmel en/of spikkels voorkomen. Het hoofd is zwart of bruin, al 
dan niet met een bles. 
Beide kleuren kunnen voorkomen met of zonder platen. Mantelhonden zijn toegestaan. Tanaftekening of 
driekleur is diskwalificerend. 

GROOTTE : 
Ideale schofthoogte : 
Reuen : 50 tot 53 cm. 
Teven : 48 tot 50 cm. 
Marge: 2 cm boven of 2 cm onder de ideale maten. 
Rasbeeld gaat boven de maat. 

FOUTEN : Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout. De beoordeling van 
de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet of invloed heeft op de 
gezondheid en/of het welzijn van de hond. 

FOUTEN : 
  • Te zwaar in hoofd, te brede of te ronde schedel. 
  • Te lange of smalle schedel. 
  • Zwakke rug. 
  • Onvoldoende geslachtstype. 
  • Tanggebit. 
  • Te klein, te diepliggend of te uitpuilend oog. 
  • Te rond, spleetoog of eivormig oog. 
  • Diepe stop. 
  • Te korte of te fijne voorsnuit. 
  • Oren te hoog of te laag aangezet. 
  • Geen rechte neusrug. 
  • Sterk hellend bekken. 
  • Te sterk of te weinig gehoekt in voor- en achterhand. 
  • Gangwerk onvoldoende stuwend en weinig uitgrijpend.
  • Zwakke voeten of kattenvoeten. 
  • Krulstaart of over de rug gedragen staart.  
  • Openstaande of afstaande vacht. ERNSTIGE FOUTEN : 
  • Te overdreven gereserveerd gedrag. 
  • Laagbenig. 
  • Elegant en sierlijk totaalbeeld. 
  • Smal front en vlakke ribben. 
  • Atypische expressie. 
  • Roofvogeloog. 
  • Ondergeschoven staan en gaan.  
  • Sterk gekrulde vacht (astrakan). 
  • Spiraalstaart. 
DISKWALIFICERENDE FOUTEN : 
  • Agressief of angstig gedrag. 
  • Onvoldoende rasbeeld. 
  • Geen correct aansluitende oogleden. 
  • Ondervoorbeet, bovenvoorbeet of kruisgebit. 
  • Missen van te veel gebitselementen. 
  • Knikstaart. 
  • Elke andere kleur dan bij de kleuren is omschreven.
  • Het ontbreken van de witte kleur. 

Honden die duidelijke lichamelijke afwijkingen of gedragsstoornissen vertonen moeten eveneens 
gediskwalificeerd worden. 
N.B. : Reuen moeten twee duidelijk normale teelballen hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.